Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK ZEVEN

’Hij groeide op bij Jehovah’

’Hij groeide op bij Jehovah’

1, 2. In welke setting sprak Samuël het volk Israël toe, en waarom moest hij ze tot berouw brengen?

SAMUËL, die nu tientallen jaren als profeet en rechter diende, keek naar al die gezichten voor hem. Hij had het hele volk naar de stad Gilgal laten komen. Het was mei of juni volgens onze kalender; het droge seizoen was al begonnen. De akkers in het gebied kleurden goud van de tarwe die geoogst kon worden. De menigte viel stil. Hoe kon Samuël hun hart bereiken?

2 Het volk begreep niet hoe ernstig de situatie was. Ze hadden erop gestaan dat er voortaan een mens als koning over hen zou regeren. Ze beseften niet dat ze daarmee een groot gebrek aan respect voor hun God en zijn profeet toonden. Eigenlijk verwierpen ze Jehovah als hun Koning! Hoe kon Samuël ze tot berouw brengen?

Samuëls kinderjaren leren ons hoe je ondanks slechte invloeden geloof in Jehovah kunt opbouwen

3, 4. (a) Waarom had Samuël het over zijn jeugd? (b) Waarom hebben wij iets aan Samuëls voorbeeld van geloof?

3 Samuël nam het woord. „Ik ben oud en grijs geworden”, zei hij tegen de menigte. Dat grijze haar gaf zijn woorden meer autoriteit. Hij zei verder: „Ik heb van mijn jeugd af tot op deze dag voor uw aangezicht gewandeld” (1 Sam. 11:14, 15; 12:2). Samuël was wel oud, maar hij was zijn jeugd niet vergeten. Hij had nog levendige herinneringen aan die tijd. Door de beslissingen die hij had genomen toen hij opgroeide, had hij een leven geleid van geloof en toewijding aan zijn God, Jehovah.

4 Samuël had er constant aan moeten werken zijn geloof sterk te houden, want veel mensen om hem heen hadden geen geloof en waren niet trouw aan God. In deze tijd is het net zo moeilijk om geloof te ontwikkelen, want we leven in een ongelovige en slechte wereld. (Lees Lukas 18:8.) Laten we eens kijken wat we van Samuël kunnen leren, te beginnen bij de tijd dat hij nog klein was.

Hij dient Jehovah als kleine jongen

5, 6. Wat was er ongewoon aan Samuëls jeugd, en waarom waren zijn ouders er zeker van dat er goed voor hem gezorgd werd?

5 Samuël had een ongewone jeugd. Toen hij geen borstvoeding meer kreeg — hij was toen misschien drie jaar of iets ouder — begon zijn leven van dienst in de heilige tabernakel van Jehovah in Silo, zo’n dertig kilometer van zijn ouderlijk huis in Rama. Zijn ouders, Elkana en Hanna, droegen hun zoon aan Jehovah op voor een speciale vorm van dienst: hij werd een nazireeër voor het leven. * Wilde dat zeggen dat Samuël werd verstoten, dat zijn ouders niet van hem hielden?

6 Absoluut niet! Ze wisten dat hij in Silo niets tekort zou komen. De hogepriester Eli zou daar vast voor zorgen, want Samuël werkte veel met hem samen. Er waren ook een aantal vrouwen die dienst deden bij de tabernakel, blijkbaar in georganiseerd verband (Ex. 38:8; Recht. 11:34-40).

7, 8. (a) Hoe steunden Samuëls ouders hem elk jaar? (b) Wat kunnen ouders in deze tijd van Samuëls ouders leren?

7 Hanna en Elkana zouden hun eerste kind nooit vergeten; zijn geboorte was een verhoring van een gebed. Hanna had God om een zoon gevraagd, en ze had beloofd de jongen aan hem op te dragen voor een leven van heilige dienst. Elk jaar bracht Hanna als ze Samuël bezocht een nieuwe, zelfgemaakte schoudermantel voor hem mee voor zijn dienst in de tabernakel. De kleine Samuël zal zeker van die bezoeken genoten hebben. Hij moet veel hebben gehad aan de adviezen en steun van zijn lieve ouders. Ze leerden hem wat een voorrecht het was Jehovah op die unieke plek te dienen.

8 Ouders in deze tijd kunnen heel wat van Hanna en Elkana leren. Vaak concentreren ouders zich bij het opvoeden van hun kinderen helemaal op het materiële en vergeten ze hun geestelijke behoeften. Maar voor Samuëls ouders kwamen geestelijke dingen op de eerste plaats, en dat was van grote invloed op de ontwikkeling van hun zoon. (Lees Spreuken 22:6.)

9, 10. (a) Hoe zag de tabernakel eruit, en hoe moet de jonge Samuël over die heilige plaats hebben gedacht? (Zie ook de voetnoot.) (b) Welke taken kan Samuël hebben gehad, en hoe zouden jongeren zijn voorbeeld kunnen volgen?

9 We kunnen ons voorstellen dat Samuël toen hij opgroeide de heuvels rond Silo ging verkennen. Beneden zag hij dan de stad en het dal dat zich aan één kant ervan uitstrekte, en als hij naar Jehovah’s tabernakel keek, werd hij waarschijnlijk helemaal blij en trots. Die tabernakel was echt een heilige plaats. * Hij was bijna vierhonderd jaar daarvoor gebouwd onder leiding van Mozes zelf en was het enige centrum voor de zuivere aanbidding van Jehovah op de hele wereld.

10 Samuël ging van de tabernakel houden. Later schreef hij: „Samuël diende voor het aangezicht van Jehovah, als een jongen, omgord met een linnen efod” (1 Sam. 2:18). Dat eenvoudige mouwloze kledingstuk was kennelijk een teken dat hij de priesters in de tabernakel assisteerde. Hoewel Samuël niet tot de priesterklasse behoorde, had hij taken zoals ’s morgens de deuren naar het voorhof van de tabernakel openen en de bejaarde Eli helpen. Hij genoot echt van die voorrechten, maar hij begon zich na een tijd toch wel zorgen te maken. Er was iets heel erg mis in Jehovah’s huis.

Hij laat zich niet beïnvloeden door alle slechtheid

11, 12. (a) Wat was de oorzaak van de zonden van Hofni en Pinehas? (b) Wat voor slechte en verdorven dingen deden Hofni en Pinehas in de tabernakel? (Zie ook de voetnoot.)

11 Samuël zag op jonge leeftijd enorm slechte en verdorven dingen gebeuren. Eli had twee zonen, Hofni en Pinehas. Samuëls verslag zegt: „De zonen van Eli nu waren nietswaardige mannen; zij erkenden Jehovah niet” (1 Sam. 2:12). De twee gedachten in dit vers hebben veel met elkaar te maken. Hofni en Pinehas waren „nietswaardige mannen” (letterlijk „zonen van waardeloosheid”) omdat ze geen respect voor Jehovah hadden. Ze keken neer op zijn rechtvaardige normen en vereisten. Dat was de oorzaak van al hun andere zonden.

12 Gods Wet gaf een gedetailleerde beschrijving van de taken van de priesters en de manier waarop ze offers in zijn tabernakel moesten brengen. En terecht! Die offers vertegenwoordigden Gods voorzieningen om zonden te vergeven, zodat mensen in zijn ogen rein konden zijn en in aanmerking konden komen voor zijn zegen en leiding. Maar Hofni en Pinehas brachten de andere priesters ertoe heel respectloos met de offers om te gaan. *

13, 14. (a) In welk opzicht zullen oprechte mensen de dupe zijn geweest van de wantoestanden in de tabernakel? (b) Hoe faalde Eli als vader en als hogepriester?

13 Je kunt je wel voorstellen hoe de jonge Samuël met grote ogen heeft staan kijken naar die schandalige toestanden, waar niets aan gedaan werd. Hoeveel arme en onderdrukte mensen zal hij naar die heilige tabernakel hebben zien komen in de hoop er troost en kracht te krijgen, om vervolgens teleurgesteld, gekwetst of vernederd weer te vertrekken? En hoe zal hij zich gevoeld hebben toen hij erachter kwam dat Hofni en Pinehas ook Jehovah’s wetten over seksuele moraal negeerden door seks te hebben met vrouwen die bij de tabernakel dienden? (1 Sam. 2:22) Misschien hoopte hij dat Eli er iets aan zou doen.

Samuël moet het erg hebben gevonden de slechtheid van Eli’s zonen te zien

14 Eli was de aangewezen persoon om het groeiende probleem aan te pakken. Als hogepriester was hij verantwoordelijk voor wat er in de tabernakel gebeurde. En als vader had hij de plicht zijn zonen te corrigeren — wat ze deden was niet alleen schadelijk voor henzelf, maar ook voor veel anderen in het land. Maar Eli faalde op beide vlakken, als vader en als hogepriester. Hij gaf zijn zonen alleen een vriendelijke, zwakke berisping. (Lees 1 Samuël 2:23-25.) Maar zijn zonen hadden veel krachtiger correctie nodig. Ze begingen zonden waar de doodstraf op stond!

15. Welke krachtige boodschap had Jehovah voor Eli, en hoe reageerde Eli’s familie daarop?

15 De zaken liepen zo uit de hand dat Jehovah „een man Gods” (een profeet van wie de naam niet wordt genoemd) naar Eli stuurde met een krachtige oordeelsboodschap. Jehovah zei tegen Eli: „Gij [blijft] uw zonen meer eren dan mij.” God voorzei daarom dat Eli’s goddeloze zonen allebei op dezelfde dag zouden sterven en dat Eli’s familie het zwaar zou krijgen en zelfs hun bevoorrechte positie in de priesterklasse zou verliezen. Veranderde er door die krachtige waarschuwing iets in die familie? Uit het verslag blijkt niet dat ze tot inkeer kwamen (1 Sam. 2:27–3:1).

16. (a) Wat vertelt het verslag over de ontwikkeling van Samuël? (b) Waarom zijn zulke berichten hartverwarmend?

16 Welke invloed had al die slechtheid op Samuël? Af en toe is er in dit sombere verslag een lichtpuntje, goed nieuws over Samuëls groei en ontwikkeling. In 1 Samuël 2:18 lazen we dat Samuël „als een jongen” trouw voor het aangezicht van Jehovah diende. Als kind al stelde hij zijn dienst voor God centraal in zijn leven. In vers 21 van hetzelfde hoofdstuk staat iets wat nog hartverwarmender is: „Intussen groeide de jongen Samuël bij Jehovah op.” Zijn band met zijn hemelse Vader werd steeds sterker. Zo’n hechte persoonlijke band met Jehovah is de veiligste bescherming tegen elke vorm van slechtheid.

17, 18. (a) Hoe kunnen jongeren Samuëls voorbeeld volgen? (b) Waaruit blijkt dat Samuël de juiste keus maakte?

17 Samuël had makkelijk kunnen redeneren dat als de hogepriester en zijn zonen aan zonde toegaven, hij ook zou kunnen doen waar hij zin in had. Maar het slechte gedrag van anderen, ook van personen in gezagsposities, is nooit een excuus om te zondigen. In deze tijd volgen veel christelijke jongeren Samuëls voorbeeld door ’bij Jehovah op te groeien’, zelfs als sommigen in hun omgeving geen goed voorbeeld geven.

18 Had die instelling voordelen voor Samuël? Het verslag zegt: „Al die tijd werd de jongen Samuël steeds groter en steeds meer geliefd, zowel van Jehovah’s standpunt als van dat der mensen uit bezien” (1 Sam. 2:26). Samuël was dus geliefd, op z’n minst bij degenen van wie de mening ertoe deed. Jehovah zelf was heel erg op de jongen gesteld vanwege zijn trouw. En Samuël wist natuurlijk dat zijn God iets zou doen aan al het slechte dat er in Silo gebeurde, maar wanneer?

„Spreek, want uw knecht luistert”

19, 20. (a) Wat gebeurde er toen Samuël lag te slapen? (b) Hoe kwam Samuël erachter van wie de stem was, en hoe gedroeg Samuël zich tegenover Eli?

19 Het was nacht. Het liep al tegen de ochtend maar het was nog donker; het flikkerende licht van de grote lamp in de tent brandde nog. De stilte werd verbroken door een stem die Samuël bij zijn naam riep. Hij dacht dat het Eli was, die intussen heel oud en bijna blind was. Samuël stond op en „liep terstond snel” naar de oude man. Zie je het voor je hoe de jongen op blote voeten naar Eli rende om te kijken wat hij voor hem kon doen? Het is mooi te zien dat Samuël Eli respectvol en vriendelijk behandelde. Ondanks al zijn zonden was Eli nog steeds Jehovah’s hogepriester (1 Sam. 3:2-5).

20 Samuël maakte Eli wakker en zei: „Hier ben ik, want gij hebt mij geroepen.” Maar Eli zei dat hij niet geroepen had en stuurde hem weer naar bed. Dit gebeurde nog twee keer. Uiteindelijk besefte Eli wat er aan de hand was. Het gebeurde niet vaak meer dat Jehovah zijn volk een profetische boodschap of een visioen stuurde, en dat is te begrijpen. Het was voor Eli duidelijk dat Jehovah weer sprak, en nu tegen deze jongen! Eli zei tegen Samuël dat hij weer naar bed moest gaan en vertelde hem hoe hij moest reageren. Samuël gehoorzaamde. Al snel hoorde hij de stem roepen: „Samuël, Samuël!” Hij antwoordde: „Spreek, want uw knecht luistert” (1 Sam. 3:1, 5-10).

21. Hoe kunnen we in deze tijd naar Jehovah luisteren, en waarom is dat de moeite waard?

21 Eindelijk had Jehovah een knecht in Silo die naar hem luisterde. En Samuël bleef dat de rest van zijn leven doen. Doe jij dat ook? Wij hoeven niet te wachten tot we ’s nachts een bovennatuurlijke stem horen. In deze tijd is Gods stem er eigenlijk altijd voor ons: in zijn Woord, de Bijbel. Hoe beter we naar God luisteren en op zijn woorden reageren, hoe groter ons geloof zal worden. Zo ging het ook bij Samuël.

Hoewel Samuël bang was, bracht hij trouw Jehovah’s oordeelsboodschap aan Eli over

22, 23. (a) Hoe kwam de boodschap die Samuël moest overbrengen uit? (b) Waardoor bleef Samuëls reputatie groeien?

22 Die nacht in Silo was een mijlpaal in Samuëls leven, want toen kwam hij in een speciale relatie tot Jehovah te staan: hij werd Gods eigen profeet en woordvoerder. Eerst was de jongen bang om Jehovah’s boodschap aan Eli door te geven, want het was een bevestiging dat de profetie tegen Eli’s familie snel zou uitkomen. Maar Samuël raapte al zijn moed bij elkaar, en Eli legde zich nederig bij Gods oordeel neer. Het duurde niet lang of alles wat Jehovah had gezegd, kwam uit: in een oorlog tegen de Filistijnen kwamen Hofni en Pinehas op dezelfde dag om het leven, en Eli stierf toen hij hoorde dat Jehovah’s heilige Ark was buitgemaakt (1 Sam. 3:10-18; 4:1-18).

23 Samuëls reputatie als getrouwe profeet bleef groeien. „Jehovah zelf bleek met hem te zijn”, zegt het verslag, en het voegt eraan toe dat Jehovah al Samuëls profetieën liet uitkomen. (Lees 1 Samuël 3:19.)

„Toen riep Samuël tot Jehovah”

24. Wat besloten de Israëlieten na verloop van tijd, en waarom was dat een ernstige zonde?

24 Volgden de Israëlieten Samuëls leiding en werden ze een geestelijk ingesteld, getrouw volk? Nee. Na verloop van tijd waren ze niet meer tevreden met alleen een profeet als rechter over hen. Ze besloten dat ze net als andere volken een mens als koning wilden. Onder leiding van Jehovah voldeed Samuël aan hun verzoek. Maar hij moest Israël wel duidelijk maken hoe ernstig hun zonde was. Ze verwierpen niet een mens maar Jehovah zelf! Dus liet Samuël het volk naar Gilgal komen.

Samuël bad vol geloof, en Jehovah antwoordde met een zwaar onweer

25, 26. Hoe ging het volk bij Gilgal eindelijk beseffen dat hun zonde tegen Jehovah heel ernstig was?

25 Laten we even teruggaan naar dat spannende moment waarop de bejaarde Samuël het volk in Gilgal toesprak. Hij herinnerde Israël aan zijn bericht van getrouwheid. Daarna riep hij tot Jehovah en vroeg om een zwaar onweer (1 Sam. 12:17, 18).

26 Onweer? In het droge seizoen? Dat was nog nooit gebeurd! Sommigen waren misschien wel sceptisch of lachten Samuël uit, maar dat duurde niet lang. Plotseling betrok de lucht. Zware windstoten rukten aan de tarwehalmen op de akkers. Er klonken oorverdovende donderslagen en het begon te regenen. Wat was het effect? ’Het volk werd zeer bevreesd voor Jehovah en voor Samuël.’ Eindelijk beseften ze hoe ernstig ze hadden gezondigd (1 Sam. 12:18, 19).

27. Hoe denkt Jehovah over personen die het geloof van Samuël navolgen?

27 Niet Samuël maar Jehovah had hun opstandige hart bereikt. Vanaf zijn jeugd tot op hoge leeftijd stelde Samuël geloof in zijn God. En Jehovah beloonde hem. Jehovah is niet veranderd. Hij helpt nog steeds iedereen die het geloof van Samuël navolgt.

^ ¶5 Nazireeërs stonden onder een gelofte die onder andere inhield dat ze geen alcohol mochten drinken en hun haar niet mochten knippen. De meeste nazireeërs legden die gelofte voor een bepaalde periode af, maar sommige waren nazireeërs voor het leven, zoals Simson, Samuël en Johannes de Doper.

^ ¶9 Het heiligdom was een rechthoekig bouwwerk, eigenlijk een grote tent op een houten geraamte. Maar het was van de beste materialen gemaakt: robbenvellen, prachtig geborduurde kleden en kostbare houtsoorten bekleed met zilver en goud. Het bevond zich binnen een rechthoekig voorhof waar een indrukwekkend offeraltaar stond. In de loop van de tijd werden er blijkbaar aan de lange zijden van de tabernakel vertrekken gebouwd die de priesters gebruikten. Waarschijnlijk sliep Samuël in zo’n vertrek.

^ ¶12 In het verslag staan twee voorbeelden. Om te beginnen vermeldde de Wet specifiek welke stukken van een offerdier voor de priesters waren (Deut. 18:3). Maar de goddeloze priesters hadden in de tabernakel een heel andere gewoonte ingevoerd. Ze lieten hun bedienden gewoon een grote vork in de pot steken waarin het vlees kookte en er mooie stukken uit halen! En wanneer mensen hun offers brachten om die op het altaar te laten verbranden, moest een bediende hen intimideren en rauw vlees van het offer opeisen nog voordat het vet ervan aan Jehovah was geofferd (Lev. 3:3-5; 1 Sam. 2:13-17).