Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Moet de naam Jehovah in het Nieuwe Testament staan?

Moet de naam Jehovah in het Nieuwe Testament staan?

DOET het ertoe of Gods naam in de Bijbel staat? God vond klaarblijkelijk van wel. Zijn naam, weergegeven met de vier Hebreeuwse letters die men het Tetragrammaton noemt, komt in de oorspronkelijke tekst van wat algemeen het Oude Testament wordt genoemd bijna zevenduizend keer voor. *

Bijbelgeleerden erkennen dat Gods naam in het Oude Testament oftewel de Hebreeuwse Geschriften voorkomt. Maar velen van hen denken dat die naam niet in de oorspronkelijke Griekse manuscripten van het zogenoemde Nieuwe Testament stond.

Wat doet men dan als een schrijver van het Nieuwe Testament passages uit het Oude Testament citeert waarin het Tetragrammaton staat? In die gevallen gebruiken de meeste vertalers het woord ’Heer’ in plaats van Gods naam. De Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift wijkt af van die gewoonte en gebruikt de naam Jehovah 237 keer in de christelijke Griekse Geschriften of het Nieuwe Testament.

Voor welke problemen zien Bijbelvertalers zich geplaatst als ze moeten beslissen of ze Gods naam in het Nieuwe Testament zullen gebruiken? Welke basis is er voor het gebruik van Gods naam in dat deel van de Bijbel? En wat betekent het gebruik van Gods naam in de Bijbel voor u?

Een vertaalprobleem

De manuscripten van het Nieuwe Testament waarover we tegenwoordig beschikken, zijn niet de originelen. De oorspronkelijke manuscripten die Mattheüs, Johannes, Paulus en anderen hebben geschreven, werden vaak gebruikt en raakten ongetwijfeld snel versleten. Daarom werden er afschriften gemaakt, en als die versleten raakten, werden daar weer afschriften van gemaakt. Van de duizenden afschriften van het Nieuwe Testament die er nu bestaan, dateren de meeste van minstens twee eeuwen nadat de originelen werden geschreven. Blijkbaar vervingen de afschrijvers van de manuscripten tegen die tijd het Tetragrammaton door Kurios of Kyrios, het Griekse woord voor ’Heer’, of maakten ze afschriften van manuscripten waarin dat al gebeurd was. *

In die wetenschap moet een vertaler vaststellen of er redelijke bewijzen zijn dat het Tetragrammaton echt in de oorspronkelijke Griekse manuscripten gestaan heeft. Zijn er zulke bewijzen? Sta eens stil bij de volgende argumenten:

  • Als Jezus het Oude Testament citeerde of eruit voorlas, gebruikte hij de goddelijke naam (Deuteronomium 6:13, 16; 8:3; Psalm 110:1; Jesaja 61:1, 2; Mattheüs 4:4, 7, 10; 22:44; Lukas 4:16-21). In de dagen van Jezus en zijn discipelen stond het Tetragrammaton in afschriften van de Hebreeuwse tekst van wat men vaak het Oude Testament noemt, en dat is nu nog zo. Geleerden hebben echter eeuwenlang gedacht dat het Tetragrammaton niet voorkwam in manuscripten van de Griekse Septuaginta-vertaling van het Oude Testament en ook niet in manuscripten van het Nieuwe Testament. Maar halverwege de twintigste eeuw kwam er iets opmerkelijks onder de aandacht van de geleerden: er waren enkele zeer oude fragmenten ontdekt van de versie van de Griekse Septuaginta die in Jezus’ tijd bestond. Die fragmenten bevatten de naam van God, geschreven in Hebreeuwse lettertekens.

  • Jezus gebruikte Gods naam en maakte die aan anderen bekend (Johannes 17:6, 11, 12, 26). Jezus zei onomwonden: „Ik ben in de naam van mijn Vader gekomen.” Hij beklemtoonde ook dat zijn werken „in de naam van [zijn] Vader” werden gedaan. Jezus’ naam betekent trouwens „Jehovah is redding”. — Johannes 5:43; 10:25.

  • De goddelijke naam komt in verkorte vorm in de Griekse Geschriften voor. In Openbaring 19:1, 3, 4, 6 maakt de goddelijke naam deel uit van de uitdrukking „Alleluja” of „Hallelujah”. De letterlijke betekenis van die uitdrukking is „Looft Jah!” Jah is een verkorte vorm van de naam Jehovah.

  • Uit vroeg-Joodse geschriften blijkt dat Joodse christenen de goddelijke naam in hun geschriften gebruikten. De Tosefta, een op schrift gestelde verzameling mondelinge wetten die omstreeks het jaar 300 van onze jaartelling voltooid was, zegt over christelijke geschriften die op de sabbat verbrand werden: „De boeken van de Evangelisten en de boeken van de minim [waarschijnlijk Joodse christenen] redden ze niet uit een vuur. Maar ze mogen verbranden waar ze zijn, . . . samen met de verwijzingen naar de Goddelijke Naam die erin staan.” Dezelfde bron citeert de woorden van rabbi José de Galileeër, die in het begin van de tweede eeuw van onze jaartelling leefde, dat men op andere dagen van de week „de verwijzingen naar de Goddelijke Naam die erin staan [in de christelijke geschriften] eruit snijdt en ze wegbergt, en de rest verbrandt”. Er zijn dus krachtige bewijzen dat de Joden die in de tweede eeuw leefden, geloofden dat christenen Jehovah’s naam in hun geschriften gebruikten.

Hoe zijn vertalers met deze kwestie omgegaan?

Is de Nieuwe-Wereldvertaling de enige Bijbel die bij het vertalen van de Griekse Geschriften Gods naam zijn plaats teruggeeft? Nee. Op basis van het bovenstaande bewijsmateriaal zijn veel vertalers bij het vertalen van het Nieuwe Testament tot de conclusie gekomen dat de goddelijke naam zijn plaats terug moet krijgen.

Zo wordt in veel versies van het Nieuwe Testament in talen die in Afrika, Amerika en Azië en op de eilanden in de Grote Oceaan worden gesproken, de goddelijke naam veelvuldig gebruikt. (Zie het kader op blz. 21.) Sommige van die vertalingen zijn recent verschenen, zoals de Rotumaanse Bijbel (1999), die de naam Jihova 51 keer in 48 verzen van het Nieuwe Testament gebruikt, en de vertaling in het Tobabataks (1989) uit Indonesië, die de naam Jahowa 110 keer in het Nieuwe Testament gebruikt. De goddelijke naam komt ook voor in Duitse, Engelse, Franse en Spaanse vertalingen. Pablo Besson bijvoorbeeld heeft het Nieuwe Testament in het begin van de twintigste eeuw in het Spaans vertaald. In zijn vertaling wordt in Judas 14 Jehová gebruikt en wordt in bijna honderd voetnoten de goddelijke naam als een plausibele weergave aangereikt.

Hier volgen enkele voorbeelden van vertalingen die Gods naam in het Nieuwe Testament hebben gebruikt:

  • De Bijbel, door Willem Antony van Vloten (1789-1796)

  • Die heilige Schrift des neuen Testaments, door Dominikus von Brentano (1796)

  • The Emphatic Diaglott, door Benjamin Wilson (1864)

  • The New Testament Letters, door J.W.C. Wand, bisschop van Londen (1946)

  • Las Escrituras Mesiánicas, van de Asociación de Investigación Bíblica (San Juan, Porto Rico; 1990)

  • Les Evangiles, door Claude Tresmontant (1991)

In een recente uitgave van de populaire New Living Translation (2004) werd in het voorwoord onder de kop „De weergave van goddelijke namen” deze opmerking gemaakt: „Meestal hebben we het tetragrammaton (JHWH) consequent met ’de HEER’ weergegeven, waarbij we een vorm met kleine kapitalen hebben gebruikt die gangbaar is in Engelse vertalingen. Dit ter onderscheiding van de naam ʹadonai, die we met ’Heer’ weergeven.” In verband met het Nieuwe Testament wordt in deze vertaling opgemerkt: „Het Griekse woord kurios wordt consequent met ’Heer’ vertaald, zij het dat het overal waar de tekst van het Nieuwe Testament uitdrukkelijk citeert uit het Oude Testament, met ’HEER’ wordt vertaald, en daar staat het in de tekst in kleine kapitalen.” (Wij cursiveren.) De vertalers van die Bijbel erkennen dus dat in deze citaten in het Nieuwe Testament het Tetragrammaton (JHWH) weergegeven moet worden.

Interessant is dat The Anchor Bible Dictionary onder de kop „Tetragrammaton in het Nieuwe Testament” deze opmerking maakt: „Er zijn aanwijzingen dat het Tetragrammaton, de Goddelijke Naam, Jahweh, in enkele of alle citaten uit het O[ude] T[estament] in het N[ieuwe] T[estament] stond toen de NT-documenten voor het eerst werden geschreven.” En de Bijbelgeleerde George Howard zegt: „Aangezien het Tetragram nog steeds geschreven stond in de exemplaren van de Griekse Bijbel [de Septuaginta] die de Schrift van de vroege kerk vormde, is het redelijk om aan te nemen dat de schrijvers van het N[ieuwe] T[estament], als ze de Schrift citeerden, het Tetragram in de Bijbelplaats handhaafden.”

Twee dwingende redenen

Het is dus duidelijk dat de Nieuwe-Wereldvertaling niet de eerste Bijbel was die de goddelijke naam in het Nieuwe Testament bevatte. Net als een rechter die wordt verzocht uitspraak te doen in een rechtszaak zonder levende ooggetuigen, heeft het vertaalcomité van de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling zorgvuldig al het relevante bewijsmateriaal afgewogen. Op basis van de feiten werd besloten Jehovah’s naam op te nemen in hun vertaling van de christelijke Griekse Geschriften. Merk op welke twee dwingende redenen het vertaalcomité daarvoor had.

(1) De vertalers waren van mening dat aangezien de christelijke Griekse Geschriften een geïnspireerde toevoeging waren aan de heilige Hebreeuwse Geschriften, de plotselinge verdwijning van Jehovah’s naam uit de tekst onlogisch leek.

Waarom is dat een redelijke conclusie? Omstreeks het midden van de eerste eeuw zei de discipel Jakobus tegen de ouderlingen in Jeruzalem: „Simeon heeft uitvoerig verhaald hoe God voor de eerste maal zijn aandacht op de natiën heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen” (Handelingen 15:14). Zou u het logisch vinden dat Jakobus zo’n uitspraak zou doen als niemand in de eerste eeuw Gods naam kende of gebruikte?

(2) Toen er exemplaren van de Septuaginta werden ontdekt waarin de goddelijke naam werd gebruikt in plaats van Kyrios (Heer), werd het de vertalers duidelijk dat in Jezus’ tijd exemplaren van de vroegere Geschriften in het Grieks — en natuurlijk die in het Hebreeuws — wel degelijk de goddelijke naam bevatten.

De godonterende traditie om de goddelijke naam uit Griekse manuscripten te verwijderen, heeft zich kennelijk pas later ontwikkeld. Wat denkt u? Zouden Jezus en zijn apostelen een dergelijke traditie bevorderd hebben? — Mattheüs 15:6-9.

Roep „de naam van Jehovah” aan

De Bijbel zelf fungeert dus als een doorslaggevende ’ooggetuigenverklaring’ dat de vroege christenen werkelijk Jehovah’s naam in hun geschriften gebruikten, vooral als ze passages uit het Oude Testament citeerden waarin die naam staat. Het lijdt daarom geen twijfel dat de Nieuwe-Wereldvertaling deugdelijke redenen heeft om de goddelijke naam, Jehovah, zijn plaats in de christelijke Griekse Geschriften terug te geven.

Wat betekent die informatie voor u? De apostel Paulus citeerde de Hebreeuwse Geschriften toen hij de christenen in Rome in herinnering bracht: „Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden.” Vervolgens vroeg hij: „Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord?” (Romeinen 10:13, 14; Joël 2:32) Bijbelvertalingen die waar dat terecht is Gods naam gebruiken, helpen u dicht tot God te naderen (Jakobus 4:8). Wat een eer is het voor ons Gods naam, Jehovah, te mogen kennen en aanroepen.

^ ¶2 Het Tetragrammaton heeft betrekking op de vier letters, JHWH, waarmee Gods naam in het Hebreeuws wordt weergegeven. Het wordt in het Nederlands meestal vertaald met Jehovah of Jahweh.