Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Mythe 1: De ziel is onsterfelijk

Mythe 1: De ziel is onsterfelijk

Hoe is deze mythe ontstaan?

„De vroegchristelijke filosofen namen het Griekse denkbeeld van de onsterfelijke ziel over en bezagen de ziel als geschapen door God en bij de conceptie in het lichaam gebracht” (The New Encyclopædia Britannica [1988], Deel 11, blz. 25).

Wat zegt de Bijbel?

„De ziel, die zondigt, die zal sterven” (Ezechiël 18:4, Statenvertaling).

Over de schepping van de eerste menselijke ziel zegt de Bijbel: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel [Hebreeuws: nefesj]” (Genesis 2:7).

Het Hebreeuwse woord nefesj, dat met „ziel” is vertaald, betekent „een schepsel dat ademt”. Toen God de eerste mens, Adam, schiep, gaf hij hem geen onsterfelijke ziel maar de levenskracht, die door de ademhaling in stand wordt gehouden. Daarom heeft „ziel” in de Bijbel betrekking op het hele levende wezen. Als de ziel gescheiden wordt van de levenskracht die oorspronkelijk door God is gegeven, sterft ze (Genesis 3:19; Ezechiël 18:20).

De leer van de onsterfelijkheid van de ziel wierp vragen op: Waar gaan zielen na de dood naartoe? Wat gebeurt er met de zielen van slechte mensen? Toen naamchristenen de mythe van de onsterfelijke ziel overnamen, bracht dat hen ertoe nog een mythe te aanvaarden: de leer van het hellevuur.

Vergelijk deze Bijbelverzen: Prediker 3:19; Mattheüs 10:28; Handelingen 3:23

FEIT:

Bij de dood houdt iemand op te bestaan