Hoewel de Bijbel niet veel over gokken zegt, kunnen we uit Bijbelse principes afleiden dat God gokken als een zonde beziet (Efeziërs 5:17). a

•   Iemand gaat uit hebzucht gokken, en God haat hebzucht (1 Korinthiërs 6:9, 10; Efeziërs 5:3, 5). Een gokker hoopt het geld te krijgen dat iemand anders is verloren, maar de Bijbel veroordeelt het begeren van andermans bezittingen (Exodus 20:17; Romeinen 7:7; 13:9, 10).

•   Gokken kan, ook als het om kleine bedragen gaat, leiden tot een verwoestende liefde voor geld (1 Timotheüs 6:9, 10).

•   Iemand die gokt heeft vaak een bijgelovig vertrouwen op geluk. Maar God beziet dat als een vorm van afgoderij. En afgoderij gaat niet samen met het aanbidden van God (Jesaja 65:11).

•   De Bijbel moedigt ons aan hard te werken en niet te verwachten dat we iets voor niets krijgen (Prediker 2:24; Efeziërs 4:28). Iemand die de raad uit de Bijbel volgt, ‘eet voedsel dat hij zelf verdient’ (2 Thessalonicenzen 3:10, 12).

•   Gokken kan leiden tot een ongezonde competitiegeest, wat in de Bijbel wordt afgekeurd (Galaten 5:26).